De derde dag van het symposium, zondag, was voor mij het meest interessant. De lezing Der Umgang mit dem Stimmwechsel von 1700 bis heute van Dr. Ann-Christine Mecke was uiterst informatief. Wat was de positie van de jongenssopraan in de 18e eeuw en wat betekende het voor die jongens om “de baard in de keel” te krijgen, te muteren.De zangers stonden onder enorme druk: in het koor zingen gaf ze status, ze verdienden er hun geld mee en ze hadden onderdak. Na de stemwisseling hadden ze vaak geen werk meer dus het is aannemelijk dat ze hun stemwisseling zoveel mogelijk probeerden te verdoezelen door in falset door te zingen. Ook was de lezing een mooie uiteenzetting hoe de verandering van de muziekpraktijk in de 19e en 20ste eeuw een weerslag heeft op de samenstelling van de (jongens) koren. Rond 1900 werden vrouwen steeds meer actief in de muziek en kwam er steeds meer aandacht voor de mannenstem. De functie van het jongenskoor verschoof langzamerhand van die van de uitvoeringsprakrijk naar zingen als vorm van muziekonderwijs.
Ook de lezing van Prof. Dr. Michael Fuchs: Vom kleinteiligen Forschungsergebnis zum interdisziplinären
Leipziger Konzept für die Kinder- und Jugendstimme gaf een prachtig inzicht in hoe de stemwisseling van de jongens in historische perspectief is veranderd en welke invloed dat weer heeft op de muziekpraktijk. veranderingen. Het feit dat de stemwisseling rond 1600 rond de 17-18 jaar lag en nu rond de 13-4 jaar heeft een onmiddellijke invloed op samenstelling van de (jongens) koren en dus op de klankkleur. Ook ging Dr Fuchs in op het feit of de stemwisseling te voorspellen is. Als oud zanger van het Thomanerchor én foniater doet hij hier veel onderzoek naar. Deze samenwerking levert een schat aan informatie op.
Ook de vraag “wel of niet zingen tijdens de stemwisseling” kwam deze ochtend uitvoerig aan de orde. Over het algemeen kan zingen tijdens de stemwisseling geen enkel kwaad. Meestal kunnen jongens prima alt zingen en een tijdje in hun falsetstem of mixen het met hun “nieuwe” stem. Het voordeel is dat hun muzikale ontwikkeling niet stil komt te staan en je als dirigent de wisseling goed kunt begeleiden. Maar als de jongen in een kinder- of jongenskoor zingt dat regelmatig grote prestaties moet leveren, is het zinvol een tijdje op een lager pitje te zingen. Bij het Thomanrchor zingen de jongens dan zes maanden tot een jaar in een “mutantengroep” totdat ze tenor of bas kunnen zingen. Of iemand bas of tenor wordt is volgen Prof Dr. Fuchs genetisch bepaald. Maar algemeen kan men wel vaststellen dat wie als kind veel en met plezier heeft gezongen dit vaak op latere leeftijd blijft doen.
Volgens jaar is er rond deze tijd weer een symposium. Het lijkt me erg leuk om daar met een grotere Nederlandse delegatie heen te gaan.
Klik hier voor het volledige programma van het symposium.