Helende Matthäus Passion in Bergkerk

Bron: De Stentor

Het openingskoor van de Matthäus in de Bergkerk is een overweldigende ervaring. De verschillende stemmen – het linkerkoor, rechterkoor en het jongenskoor achterin de kerk – golven door en tegen elkaar als in een kosmisch spel van krachten.

Als je goed luistert, hoor je dat door Bach ook de instrumentale begeleiding op het Venetiaanse cori spezzati is gebaseerd: achtstenfiguurtjes links worden rechts overgenomen en vice versa in voortdurend vraag en antwoord.Het effect – ook in de andere koorpassages – is zo overtuigend en duidelijk dat je blijft afvragen waarom de Matthäus niet standaard op deze manier uitgevoerd wordt. Al zijn er ook nadelen aan de opstelling in de Bergkerk. De solist die ten opzichte van de luisteraar aan de andere kant van de koren staat is niet optimaal te horen.

Hoewel het cori spezzati het meest opvallend is van de Matthäus door het Deventer Vocaal Ensemble en Consesus Vocalis onder leiding van dirigent Klaas Stok, is de uitvoering op witte donderdag ook in andere opzichten gedenkwaardig. Stok kiest mooie tempi. Vaak levendig, soms opstandig, zoals in de basaria Gebt mir meinem Jesum wieder, gezongen door de uitstekende Tyler Duncan. Maar ook zuchtend en bijna stilstaand, zoals in de altaria Können Tränen, fantastisch gezongen door Luciana Mancini – één van de hoogtepunten van deze avond. De sfeer is bezield en spiritueel, mede dankzij tenor Nico van der Meel die met zijn trefzekere en expressieve tekstvoordracht de 'evangelist der evangelisten' is. Veel indruk maakt sopraan Gudrun Sidonie Otto. Aus Liebe – in een totaal verstilde kerk – is het serene kantelpunt van dit wonderbaarlijke oratorium dat als een helende kracht op de toehoorder inwerkt.

Rest slechts één voorstel: zullen we de oude gewoonte om na afloop niet te klappen in ere herstellen? Zodat de luisteraar de stilte mee naar huis neemt?

(Maarten Mestrom)

Matthäus Passion Oldenzaal

Oude, maar vooral nieuwe gezichten markeerden de 2011 versie van de Twentse Matthäus Passion, die gisteren in Oldenzaal klonk.

door Koen Edeling

Oude, maar vooral nieuwe gezichten markeerden de 2011 versie van de Twentse Matthäus Passion, die gisteren in Oldenzaal klonk.Nieuw was de Baroque Academy of The Netherlands Symphony Orchestra (BANSO), de baroktak van het Orkest van het Oosten.

Op de begeleiding van de hogepriesters na liep alles prachtig synchroon tussen de vocale en de instrumentale koren. Strijkers speelden met barokstokken, maar op de viola da gamba na heb ik geen historische instrumenten kunnen ontdekken. Een zeer bekwaam be­speler van dat instrument toonde zich Ricardo Rodriguez Miranda, die met Fabio Trümpy een pareltje neerzette met de aria Geduld.

Nieuw waren ook de meeste solisten. Uitgerekend oudgediende Nico van der Meel was door ziekte geveld en was te elfder ure vervangen door Clemens Löschmann. Zeker gezien het feit dat hij amper had kunnen repeteren, zette deze evangelist een puike prestatie neer. De andere tenor, Fabio Trümpy, deed zeker niet onder voor Löschmann. Ook bariton Hugo Oliveira was nieuw voor mij. Hij zette een overtuigende en waardige Christuspartij neer.

 Eveneens voor het eerst in Oldenzaal was sopraan Gudrun Sidonie Otto, die over een zeer wendbare en soepele stem bleek te beschikken.  Van de nieuwkomers trof mij het meest de indringende stem van Luciana Mancini  een mezzosopraan die de alt-aria’s en recitatieven voor haar rekening nam. De behoedzaamheid waarmee zij het vibrato doseerde, deed denken aan een altus en bezorgde mij zeker kippenvel.  Een naam die wel bekend voorkwam, was die van Tyler Duncan. De warmte en kracht van zijn stem bleken andermaal uiterst in­zetbaar te zijn in de vele basaria’s.  Hij was onbetwist de man die het meest deed met de tekst.

 Vertrouwd was in elk geval de prachtige ambiance van de Plechelmusbasiliek, dirigent Klaas Stok, koor Consensus Vocalis en het Stadsjongenskoor met dirigente Mariette Effing. Stok en Consensus Vocalis wisten ook dit jaar te verrassen met vlottere en krachtiger koralen, grotere dynamische contrasten, onvoorwaardelijke tekstexpressie, maar ook verstilde momenten: tesamen garant voor opnieuw een adembenemende editie van deze inmiddels oer Twentse traditie.

Jongenskoor(tje)

 In het artikel in Mens en Melodie  van 21 maart over de Matthäus Passion zegt Nico van der Meel: ‘Een van die dingen is ook dat jongenskoor. Dat vindt iedereen altijd ontroerend. Maar waar slaat het eigenlijk op. Bach voerde het uit met de jongens van zijn Thomasschule en ronselde wat externe zangers, het was natuurlijk voor hem ook een megabezetting. De Soprano in ripieno waren jongetjes uit de laagste klassen. Bij Bach kwam het gewoon zo uit’.

Ik kan me niet voorstellen dat voor Bach dit toevallig zo uit kwam. Als alles wat Bach schrijft een reden heeft, dan heeft de soprano in ripieno ook een reden. Natuurlijk werkte Bach in zijn tijd met uitsluitend jongens, maar deze waren een stuk ouder en beter geschoold en dan de gemiddelde jongenssopraan (kinderstem) van nu. Volgens mijn informatie zongen de soprani in ripieno de twee koralen in de Thomaskirche beneden op het priesterkoor bij het altaar (het offerblok). Koor en orkest waren te horen vanaf de koorzolder bij het orgel. Hij liet volgens mij heel bewust de jongste jongens (kinderen) juist deze twee koralen (tekst) zingen op die specifieke plek in de kerk. Als onschuldige lammeren rondom het offerblok.

Het eerste koraal, O Lam Gottes unschuldig, krijgt op deze manier muzikaal en retorisch juist een hele prominente plaats. Naast de mineur – majeur  verhouding wordt het koraal gezongen door de onschuld: jonge kinderstemmen. Kinderen die het leed (mineur) van de volwassenen niet hoeven te dragen maar zorgen voor hoop en toekomst (majeur). De transparante jonge klank van de kinderstem is ontroerend en geeft troost. Dat heeft wel degelijk een functie, want daarna begint een afschuwelijk verhaal.

Het afsluitende koraal van het eerste deel is een inleiding op het tweede deel waarin Jezus wordt geofferd voor de zonden van de mensen. Het O Mensch bewein dein Sünde gross wordt meegezongen door de onschuldige kinderstem de soprano in ripieno.  Het leven van Jezus en zijn wonderen worden meegezongen bij het altaar, juist daar waar dit in de eredienst herdacht wordt. Hierbij geeft de jongens (kinder)stem de klank van de sopranen van het grote koor het soort helderheid en tederheid waar de tekst om vraagt: schuld en onschuld samen. Het klank effect is verbluffend.  In het tweede deel van de Matthäus Passion  komen geen kinderen (onschuld) meer voor. De tekst spreekt voor zich. Jezus wordt gevangen genomen, veroordeeld en gekruisigd. Niet iets waar kinderen zich echt druk om moeten maken. Zo leg ik het de jongens van mijn jongenskoor altijd uit.

Nico van der Meel zegt: ‘Ik wil zo dicht mogelijk bij de verhouding van Bach komen. De Soprano in ripieno zijn bij ons meisjes, uit de hoogste klassen van het Stedelijk Gymnasium van Leiden’.   Als je volgens mijn opvatting van de onschuld de Soprano in ripieno door oudste meiden van het gymnasium laat zingen is het muzikale en retorische effect weg.  Sowieso qua volwassen klank van die meiden en dan heb ik het nog niet eens over de onschuld die vele van die meiden op die leeftijd al lang verloren hebben.

Tenslotte nog een opmerking van Nico van der Meel: ‘Wat je nu ziet is zo’n oratoriumvereniging van 80 man en dan een jongenskoortje. Dat heeft helemaal niets met elkaar te maken’. Of je de koralen nu door jongens of meisjes laat zingen, respect verdienen de kinderen allemaal. En  zeker de jongens! Want zoveel jongenskoren telt Nederland niet meer. Ik probeer mijn jongens altijd goed uit te leggen wat hun functie is.  Juist door goed uit te leggen wat ze zingen en waarom wordt het een hele grote belevenis. Mee zingen in de Matthäus Passion  wordt zo een ervaring die ze hun leven lang niet zullen vergeten. Ze doen het allemaal met heel erg veel plezier. Toen ik een van mijn jongens een keer vroeg wat hij later wilde worden zei hij  ‘evangelist’  en daarmee bedoelde hij Nico van de Meel.

Het Stadsjongenskoor  Oldenzaal zingt de Matthäus Passion:

Vrijdag 15 april  Plechelmus Basiliek, Oldenzaal  Aanvang: 19:00 uur
Dirigent: Klaas Stok Ensemble: Orkest van het Oosten Koor: Consensus Vocalis
mmv: Stadsjongenskoor Oldenzaal o.l.v. Mariette Effing
solisten:          Christus: Hugo Oliveira
Evangelist: Nico van der Meel
Sopraan: Gudrun Sidonie Otto
Alt: Luciana Mancini
Tenor: Fabio Trümpy
Bas: Tyler Duncan

Zaterdag 16 april 2011Muziekcentrum, Enschede Aanvang: 19:00 uur
Dirigent: Klaas Stok Ensemble: Orkest van het Oosten Koor: Consensus Vocalis
mmv: Stadsjongenskoor Oldenzaal o.l.v. Mariette Effing
Solisten:          Christus: Hugo Oliveira
Evangelist: Nico van der Meel
Sopraan: Gudrun Sidonie Otto
Alt: Luciana Mancini
Tenor: Fabio Trümpy
Bas: Tyler Duncan

Donderdag 21  en vrijdag 22 april 2011
In samenwerking met Stichting Matthäus Passion Bergkerk Deventer Aanvang: 19:00 uur
Dirigent: Klaas Stok Ensemble: Concerto d’ Amsterdam
Koor 1: Deventer Vocaal Ensemble
Koor 2: Consensus Vocalis
mmv: Stadsjongenskoor Oldenzaal o.l.v. Mariette Effing
Solisten:          Christus: Hugo Oliveira
Evangelist: Nico van der Meel
Sopraan: Gudrun Sidonie Otto
Alt: Luciana Mancini
Tenor: Fabio Trümpy

Herriestoppers

‘Mariette, ik heb een probleem”. Fabian, 9 jaar, kijkt me met angstige ogen aan.’Ik ga daar niet naar binnen, ik ga dat echt niet doen hoor!” Het is me duidelijk dat Fabian niet gaat zingen vanavond. ‘Wat is er dan aan de hand’ vraag ik hem. ‘Nou, ik kan echt niet tegen harde geluiden, daar word ik heel erg bang van’ . Het Stadsjongenskoor Oldenzaal geeft een kerstconcert samen met de St. Joseph Harmonie en de eerste tutti repetitie staat op het punt te beginnen. Nu weet ik dat Hafa orkesten veel geluid produceren maar dat kinderen er bang voor zijn heb ik nog niet eerder meegemaakt. Fabian blijft dus op de gang en kijkt af en toe door het raam. Tijdens geen enkele repetitie daarna krijgen we Fabian zover dat hij mee zingt. De generale repetitie is op de dag van het concert in de kerk. De mannen van het orkest zijn druk bezig het podium op te bouwen. Er is nog geen instrument te zien. Fabian komt binnen met grote gele herriestoppers in zijn oren. Tijdens het inzingen en de stukken die we met het koor alleen doen heeft hij niet in de gaten dat het orkest zich achter het koor aan het opstellen is. Als het moment aangebroken is en we het lied met het orkest gaan oefenen zie ik zijn twijfel. Hij kijkt voortdurend achterom, dan weer naar de orkestdirigent en dan weer naar mij. Op een gegeven moment wenkt hij mij. ‘Mariette, ik hoor mezelf niet zingen’. ‘Is niet erg’ zeg ik, ‘je doet het heel erg goed’. Tot stomme verbazing van zijn ouders zingt hij ‘s middags het concert helemaal mee. Alles met grote herriestoppers in de oren. Die gaan pas buiten uit.

(Column geplubliceerd in Vocaal Magazine)